Nieuw begin (2013)

‘Jongens, dit is Ferry. Hij is op de boerderij van Verstraten komen wonen en komt bij ons in groep acht.’ Juf Valerie staat met de nieuwe blonde jongen voor het bord.
‘Verstraten zit in het buitenland!’ roept één van de kinderen.
‘Nietwaar, hij is gevlucht, samen met de vader van Jimmy!’
‘Dat zeg ik toch, naar het buitenland!’
Er ontstaat een gloedvolle discussie over Verstraten en zijn wietplantage, tot juf Valerie ze allemaal weer tot de orde roept. De nieuwe jongen staat er stil bij, zijn armen lijken te lang, langs zijn lijf.
‘Kom hier maar zitten, Ferry, naast Jimmy.’ De jongen laat zich op zijn plaats vallen en juf Valerie loopt naar haar bureau.

De ochtend verloopt zoals je zou verwachten, op een eerste dag na de zomervakantie. Na de vakantieverhalen en bruinverbrande rumoerigheid is er gewoon weer rekenen en taal.

In de middagpauze verzamelen zich enkele overblijfkinderen rond Ferry, die achter Jimmy aan was geslenterd naar de schaduw onder de Beukenboom op het pleintje. Kalmpjes beantwoordt hij vragen over waar hij vandaan komt, hoe oud hij is, of hij het leuk vindt op de boerderij buiten het dorp, of hij nog broertjes en zusjes heeft. Maar dat laatste daar weten de kinderen het antwoord al op, denken ze, want er zijn geen andere nieuwe gezichten op de dorpsschool gesignaleerd.
‘Ik heb een grote broer, die is astronaut,’ zegt Ferry dan, nog steeds rustig, leunend tegen de dikke stam van de boom. ‘Vorig jaar in de zomervakantie was ik met mijn broer in China, daar heb ik een boek over geschreven,’ vervolgt hij. ‘Volgende maand wordt het eindelijk uitgegeven.’

De reacties van de kinderen lopen uiteen. Sommige lijken het spannend te vinden en stellen opgewonden vragen aan Ferry, die dan zijn schouders ophaalt en niet veel meer los lijkt te willen laten over zijn bijzondere avonturen. Andere kinderen fronsen hun wenkbrauwen, draaien zich dan om en lopen weg over het plein, op zoek naar iets te doen of om zomaar ergens in het zonnetje te gaan zitten. Jimmy heeft al die tijd niets gezegd. ‘Zullen we om de school heen lopen?’ vraagt hij dan aan Ferry. Die haalt zijn schouders weer op, maar loopt toch achter Jimmy aan.

Achter de school, in het smalle paadje tussen de achterliggende wei en de fietsenrekken is niemand, als ze daar aankomen. ‘Moet je kijken, wat ik heb,’ zegt Jimmy. Hij peutert in zijn broekzak en haalt met veel gedoe, steeds om zich heen kijkend een verfrommeld halfvol pakje sigaretten tevoorschijn. ‘Van mijn moeder gepikt,’ zegt hij. ‘Jij mag er ook een, maar niet hier. Vanmiddag, na school. Zullen we afspreken?’ Maar Ferry haalt zijn schouders weer op. ‘Roken is stom,’ zegt hij.

In de daaropvolgende weken hinken de kinderen uit groep acht op twee benen. Ze lijken niet goed te weten wat ze met de nieuwe jongen aan moeten. Eigenlijk is hij heel aardig. Hij helpt de anderen in de klas als ze een groepsopdracht hebben en was na een paar dagen wennen ook niet meer zo stil. Iedereen moet lachen om de grapjes die hij af en toe maakt. Maar, hij is wel een beetje raar, met zijn grote verhalen, die inmiddels niemand meer gelooft. Hij heeft nog een keer verteld dat hij nooit in bed, maar altijd op de grond slaapt. Niet om het een of ander, gewoon zomaar! En ook dat zijn oma vroeger een grote filmster is geweest. Nou, de kinderen kunnen allemaal Googelen en van de oma van Ferry is werkelijk niets te vinden, op heel het internet. Hij is dus een leugenaar. Maar wel een aardige leugenaar. Ze hebben hem dus min of meer opgenomen in hun hechte groep. De meeste kinderen wonen al hun hele leven in het kleine dorp, net als hun vaders en moeders en opa’s en oma’s. Ze kennen elkaar allemaal heel goed. Een enkeling is net als Ferry nog niet zo doorgewinterd in de dorpscultuur, doordat ze er ergens in de afgelopen jaren naar toe zijn verhuisd. Maar de sfeer in het dorp en op de kleine school is vriendelijk en open, dus voelt iedereen zich er meestal al snel thuis. Jammer is dat ze bij Ferry toch een beetje een slag om hun arm houden. Hij is nog bij niemand thuis uitgenodigd, behalve bij Jimmy. Nou ja, Jimmy heeft zichzelf eigenlijk bij Ferry thuis uitgenodigd met de mededeling dat bij hem thuis afspreken wat lastig is vanwege zijn moeder. Het is een bekend feit dat de moeder van Jimmy geen doorsneemoeder is.

Ferry vroeg nergens naar, hoewel ook hij de te kleine kleren van de stoere Jimmy had opgemerkt. Hij vindt Jimmy een aardige jongen, hoewel niet al te slim, met zijn sigaretten die hij telkens weer aan de kinderen uit de klas aanbiedt, hoewel echt niemand ze wil oproken met hem. Ze hebben nu een paar keer bij Ferry thuis afgesproken, waar ze dan boven in de kamer van Ferry spelletjes spelen op de computer. Ze zijn er allebei goed in!

‘Ik wou dat ik een beetje meer was zoals jij,’ zegt Jimmy op een dag tegen Ferry.
‘Hoezo?’ Ferry is juist druk bezig een ruimtemonster te verslaan en drukt als een bezetene op een van de pijltjes om te vuren.
‘Nou gewoon. Jij hebt al die bijzondere dingen.’
‘Aaah sh… nou ben ik dood! Hoezo bijzondere dingen. Man, jij gelooft ook alles.’
‘Hoezo, is het dan niet waar soms? Van je broer en je oma? En je boek? Is er ook geen boek?’ Jimmy kijkt met grote ogen naar Ferry, er wellen zelfs tranen in op.

Ferry draait zich naar Jimmy. ‘Nee, natuurlijk is het niet waar. Ik ben maar gewoon. Ik dacht dat iedereen dat al lang wist.’ Zegt hij. ‘Waarom maak jij je daar zo druk om?’ De tranen lopen nu over Jimmy’s wangen.
‘Ik was juist zo blij dat jij, zo’n slimme en bijzondere jongen mijn vriend wilde zijn,’ snikt hij. ‘Ik stomme sukkel.’
‘Waar slaat dat nou weer op,’ vindt Ferry. ‘Ten eerste ben ik niet zo slim, met mijn verhalen. Ik zie heus wel dat ze me niet moeten omdat ze weten dat het niet waar is wat ik heb verteld. En ten tweede, jij bent geen stomme sukkel toch?’
‘Jawel,’ weet Jimmy, ‘mij moeten ze ook niet. Niet omdat ik lieg, maar omdat ik zo’n stomme sukkel ben.’
‘Je bent geen sukkel, je hebt net nog van me gewonnen,’ zegt Ferry. ‘

‘Gisteren stond het nog met krijt op het pad bij de fietsen,’ zucht Jimmy. ‘Jimmy is een stomme sukkel,’ stond er. ‘Ik heb het er gisteravond zelf afgeboend, toen het donker was. Dus het kan dat je het niet gezien hebt.’ Hij ziet ondanks zijn gebruinde  huid een beetje witjes. Ferry blijft een tijd stil. Dan veert hij op.
‘Dat ging niet over jou,’ zegt hij.
‘Het stond er toch, Jimmy is een..’ Maar Ferry’s ogen glinsteren.
‘Dat ben jij niet! Jij heet geen Jimmy. Jij heet Robbert!’ lacht hij.
‘Jij bent gek,’ zegt Jimmy en lacht ook een beetje.
‘Misschien wel,’ zegt Ferry, ‘of misschien ben ik toch wel een beetje slim. Soms.’

‘Robbert en Ferry,’ zegt Jimmy voor zich uit. ‘Klinkt heel gewoon.’

Geef een reactie