1.
Ik heb alles uitgeprint en het stapeltje papier nu al meerdere keren doorgespit, van voor naar achter en terug. Mijn complete mailwisseling met Genevieve kan ik nu dromen. En, ik kan er ook nu nog helemaal niets vreemds of verkeerds in ontdekken. Het enige dat misschien opviel was de nogal ‘stroperige’ toon, van deze ‘Franse tante’. Ja, en haar naam dan. Maar dat is feitelijk onzin. Ik heb namelijk altijd wel een vooroordeel over aanstaande gasten, wanneer ik die nog niet gezien heb. Of, misschien ben ik nu wat te hard voor mezelf en moet ik het niet een vooroordeel noemen, maar gewoon een indruk. Een indruk die soms ontaardt in een voorgevoel en wellicht een enkele keer in een vooroordeel. Maar van Genevieve viel mij dus alleen de naam op en de wat plakkerig aandoende vriendelijkheid van haar mailtjes. En haar jubelend enthousiasme. Dat ook.
Ik weet nog precies hoe blij ik was met deze allereerste boeking van ons gloednieuwe onderkomen. Trots heb ik iedereen laten weten dat onze nog te bouwen accommodatie – een prachtige set van vier houten treinstellen – al verhuurd was voordat er zelfs maar een foto van bestond, omdat het nog maanden zou duren voor het allemaal klaar en operationeel zou zijn. Deze blinde boekingen zetten overigens gestaag door; er waren uiteindelijk al acht weekenden geboekt op de dag van de opening, nu alweer vijf weken geleden. Maar, de allereerste en meest enthousiaste huurders waren de twaalf vriendinnen van Genevieve, en de opperheks haarzelf.
Opperheks?
Ja, het is misschien wat riskant dit zo op te schrijven, maar ik kan er niet langer omheen. Het is ook niet dat ik twijfel over die benaming, het is meer dat ik niet weet wat de gevolgen zullen zijn van het op schrift stellen van deze wetenschap. Want dat hier hekserij in het spel is, dat staat voor mij vast. Hoewel het best even heeft geduurd voor wij het in de gaten hadden, dat er iets echt fout zat.
Het begon na het vertrek, nee het begon al tijdens het verblijf van de meisjes Magica. Bij hun aankomst ging er mij nog geen lichtje op. Het enige dat bij mij op kwam was een bijna niet te onderdrukken lachstuip. Wat hadden die zich toegetakeld. Ik heb wel vaker vrijgezellenfeestjes gezien en jonge mannen of vrouwen die zich gekker dan raar hebben uitgedost om zo de stad in te gaan. Maar ik kon me niet voorstellen dat dit hier aan de hand was. Je kon ook zien dat het niet gewoon overtuigde Gotics waren, want de kleding was net als de make-up die ze gebruikten wel overwegend zwart, maar er was nog iets bijzonders aan. Ten eerste droegen ze allemaal erg veel kleding. Per persoon hingen er misschien wel twintig lagen over elkaar, die allemaal één eigenschap gemeen hadden, namelijk doorzichtigheid. Gaas, kant, stretch nylon. Alles in doorzichtig zwart. Je kon zo – lagen of niet – alles zien zitten. En ook dat was veel, want het leek wel een weight watchers bijeenkomst. Heus, ik bedoel het niet lullig hoor, ik ben zelf drie jaar geleden dertig kilogram aangekomen na het stoppen met roken, en het afkicken duurt nog altijd voort. Het stoppen met troosteten is er hier dus nog niet van gekomen, bedoel ik eigenlijk te zeggen. Daardoor alleen al zou ik niet op het idee komen mijn omgeving te belasten met het dragen van vergelijkbare kleding als die dames droegen bij hun verschijnen op ons terrein. Allen trokken zij een rolkoffertje over het grind. Een relatief klein rolkoffertje, maar dat is logisch als je bedenkt dat hun meegebrachte verschoningen waarschijnlijk ook panty-dun en van een voile gewicht waren. Nu ik er zo over nadenk had ik toch wel wat eerder argwanend kunnen worden. Maar, ik ga er juist altijd prat op graag te leven en ook te laten leven. Ieder moet maar doen wat hij of zij fijn vindt, zolang anderen daar niet mee belast, gekwetst of gekrenkt worden, is mijn stelregel. En ik zag er niet zoveel kwaad in op dat moment, in al dat lillende vlees op leeftijd, het geruis en gekir. Het gegiechel en gehijg. COPD waarschijnlijk, dacht ik toen. Dat herinner ik me nu ook ineens weer. Al die zwaarlijvige wellustelingen hijgden en puften en barstten in gierende hoestbuien uit omdat ze zich zo overenthousiast uitlieten over hun weekendverblijf bij ons. En ik stond erbij en stond het toe, dat zij onze mooie trein en de bijhorende schuur met houtkachel, keuken en badkamer innamen.
2.
Om 02.00 uur die eerste nacht ontving ik een appje, van Genevieve, met de vraag of de automatische verlichting buiten bij de schuur kon worden uitgeschakeld. Natuurlijk zag ik dit appje pas de volgende ochtend, waarna ik terug appte dat dit helaas niet mogelijk was, omdat deze verlichting geschakeld was met andere belangrijke veiligheidslichten op het terrein. Daar heb ik nooit meer een antwoord op gekregen. En hoe ik ook zoek, het appje is nergens meer te vinden in mijn telefoon. Heel het contact is verdwenen. Zoals gezegd: de mailwisseling is er nog wel, maar elke keer als ik nu poog een nieuwe mail naar haar adres te zenden krijg ik deze als onbestaand mailadres terug. Er is geen contact meer mogelijk. Haar opgegeven huisadres blijkt fictief en haar bankrekening is opgeheven. Maar daar kwam ik veel later dan die eerste avond achter. In diezelfde nacht bereikte mij nog wel een ander berichtje, van mijn buurman aan de overkant. Deze teruggetrokken vrijgezelle buurboer van middelbare leeftijd kennen wij niet anders als de rust zelf. Maar man oh man, wat ging Titus tekeer in zijn bericht. Dat het toch geen stijl was en dat zijn koeien angstig door de wei sprongen, er was er zelfs eentje in de sloot beland. En dat hij al lang de politie gebeld zou hebben als die vermaledijde stroomstoring niet aan de hand was, maar dat hij het jachtgeweer van zijn vader zaliger uit de kast zou halen om het te gebruiken als wij niet gauw in zouden grijpen en onze gasten onder controle houden, zoals hij het formuleerde. Ook dit sms-je zagen wij pas de volgende ochtend. Meteen ben ik naar de overkant gelopen, om Titus te vragen waar hij het in vredesnaam over had gehad, want wij hadden werkelijk helemaal niets gehoord die nacht! En toen hadden natuurlijk de alarmbellen meteen moeten gaan rinkelen. Want Titus wist nergens van. Ik liet hem mijn telefoon zien met zijn berichtje op het scherm, maar hij leek dat niet te begrijpen. Hij had een compleet verdwaasde blik in zijn blauwe, normaal al tamelijk onschuldig kijkende ogen. En blosjes. Vurige blosjes staan op zijn konen, sinds die dag nu ongeveer vijf weken terug. En er zijn nog andere veranderingen waar te nemen aan het gedrag van onze doorgaans zo bescheiden buur. Zelf heb ik hem al enkele keren zien staan in het struikgewas naast zijn koeien wei. Hij staat dan muisstil op zijn groene kaplaarzen, met blote knieën onder een boxershort, met een van zijn morsige T-shirts aan en kijkt voor zich uit. Naar niets. Hij staart naar om het even wat. Soms staart hij richting een boomstam die zich op nog geen meter afstand van hem bevindt. Met zijn blosjes. We zien ook dagelijks zijn auto voor de boerderij staan. Wat zoveel wil zeggen als dat Titus om wat voor reden dan ook niet meer naar zijn werk gaat. En deze week nog hoorde ik een paar op de fiets langsrijdende pubers wijzen naar zijn woonkamerraam. Giechelend hadden ze het over ‘de pornoboer’. Geen idee wat hij deed om die bijnaam te verdienen, maar ik heb wel een vermoeden wie er de oorzaak van zijn vreemde gedrag kent.
Bij het vertrek van de dames Mikmak droegen ze weer, of misschien nog dezelfde kleding als bij hun aankomst. En in de tussentijd heb ik helemaal niets van ze gehoord of gezien. Ook de andere gasten op ons terrein konden mij niet wijzer maken. Niemand had iets gehoord of iets waargenomen, behalve het gewone geneuzel als geluiden van de landweg, of het spoor in de verte. Helaas kan ik al die weken later niet meer terughalen of enkele van die gasten destijds anders als anders uit hun ogen keken, of ander vreemd gedrag vertoonden. Het waren de gebruikelijke Pieterpad wandelaars en nog wat pensionado’s die van onze camping en boerderijkamers gebruik maakten, en die lijken in principe allemaal een beetje op elkaar, zijn van nature rustig en soms wat zeurderig. Of ze ook waziger dan normaal uit hun ogen keken durf ik op dit moment niet meer te zeggen.
Wat ons het eerste opviel na het vertrek van Eucalypta en haar gevolg waren de rode draadjes. En de dode vogeltjes, maar de rode draadjes zagen we het eerst. Op de vreemdste plaatsen vonden we rode draadjes die om kleine takjes of lucifers waren gewikkeld en geknoopt en daarna verstopt. Onder een kandelaar, onder het serviesgoed in de kast. Onder de grote schaal met walnoten op de tafel, onder de kussens en matrassen. Onder het stapeltje ongebruikte handdoeken in de badkamer. Onder het zeeppompje in het damestoilet. Overal en nergens vonden we dunne takjes omwikkeld met rode draadjes! Het was om zot van te worden. Weken later vonden we soms nog rode draadjes op plaatsen waar we nog niet eerder keken en zeker geen draadjes zouden verwachten. Zoals in onze eigen privétuin onder het betonnen beeld van de dame met het hondje. En onder de voerbak in het kippenhok. En ach, waar niet! Dode vogeltjes vinden we alle jaren al regelmatig. In mei, wanneer de nesten onder onze dakgoten overvol zitten met jonge diertjes en er weleens iets mis gaat, vinden we er zo nu en dan eentje op de mat bij de voordeur of in het grind aan de achterkant. Daar zijn we aan gewend. Maar dit keer moest er wel iets anders aan de hand zijn. Ten eerste is het september en zijn er geen jonge vogels. Ten tweede zijn het er veel. Lijkjes. Ik heb weleens ergens gelezen dat een dood vogeltje een veroverde ziel belichaamt, door zwarte magie. Natuurlijk geloofde ik nooit in die onzin. Afijn.
Na het vertrek van de mollige middelbare meisjes ruimden we op en maakten we schoon. Ze hadden de gehele accommodatie en slaaptrein keurig achter gelaten, op de draadjes na. Dus dat viel mee, en voor we het wisten was het weer vrijdag en diende de tweede groep zich aan. Een vrolijke familie, met opa, oma en de eendjes, zoals wij dat gewend zijn te noemen. Ze maakten plezier, genoten van het weer en hadden een BBQ en toen was het zondagmiddag en konden we voor de tweede keer afscheid nemen. Van – het leek wel een heel andere – familie. Suffig en daas stonden ze op een kluitje. Mechanisch schudden ze ons de hand en gelaten knikten ze toen we vroegen of ze het goed hadden gehad bij ons. In colonne liepen ze naar de parkeerplaats, ieder met een tas of koffer in de hand. Oma trok het jongste kleinkind haast achteloos hevig hobbelend voort in een kinderwagentje. Maar de kleine leek zich daar niets van aan te trekken en keek al even stoïcijns voor – of liever gezegd – achter zich uit.
Nadat dit een paar keer zo was verlopen heb ik gepoogd wat research te doen. Wat natuurlijk niet meevalt, want er is zoveel onzin te vinden op het internet en ook in de ouderwetse bibliotheken, op dit gebied. Rode draadjes, dode vogeltjes, doorschijnende zwarte kleding en mollige bijna bejaarde vriendinnen. Daas kijkende gasten en buren. Het zijn nu eenmaal niet de aanknopingspunten waar je veel opheldering van mag verwachten. In een klein zogenaamd heksenzakboekje vond ik iets over rood naaigaren, waarmee je een onwillige ziel romantisch aan je kan binden. Er stond ook nog een waarschuwing bij: let op, eenmaal aan jou gebonden raak je deze ziel niet meer kwijt. Tot de dood jullie scheidt.
3.
Het is ongeveer twee weken geleden, dat mij opviel hoe mijn man zich voor het eerst wat oppervlakkiger leek te gedragen. Hij was niet meteen zo van het pad als Titus, maar zijn ogen stonden op ‘niet storen’ en hij praatte niet meer uit zichzelf. Gaf alleen nog de hoognodige antwoorden. Op dit moment weet ik niet waar hij is. Ik heb hem al vier dagen niet gezien. Op de een of andere manier heb ik het gevoel dat hij niet meer terug zal komen. Dat heeft misschien ook wel te maken met het bundeltje stokjes, omwikkeld met een helderrood garen, dat ik vond in zijn sokken- en onderbroeken la. Eergisteren. Denk nu niet dat ik zo koelbloedig ben, dat mij dit niet kan schelen. Ik hou ontzettend veel van mijn man. We hebben samen al veel meegemaakt en ook dit prachtige vakantieoord gebouwd. Maar, ik voel gewoon, ik weet gewoon zeker dat hier geen omkeren aan is. Ik heb het nu wekelijks zien gebeuren, met onze gasten, alle buren, de postbezorger, de jongen die de BBQ’s komt afleveren, onze loodgieter die de pech had de ketels in deze periode te komen controleren. En nu dan mijn man. Ik beschouw het als een verloren zaak. Ik kan niet anders. Afgelopen nacht heb ik nog als een waanzinnige op het internet gezocht naar andere invalshoeken, mogelijke oplossingen of antwoorden voor dit allesomvattende probleem, maar ik vond niets beters als een facebookpagina van een zekere Vivienne. Ik weet niet op welke zoekwoorden van mij deze pagina naar boven kwam, maar toen ik er begon te lezen sprak de inhoud me wel enorm aan. Het gaat om een groep vrouwen van middelbare leeftijd, die allemaal overeenkomstig wat overgewicht meedragen, wat weer allerlei gevolgen met zich meebrengt. Zo kampen de meeste van deze dames met een zekere eenzaamheid, omdat eerdere relaties in hun levenswandel door uiteenlopende redenen zijn beëindigd en het nu eenmaal over het algemeen niet meevalt de aandacht van het andere geslacht te trekken op inhoud. Het grappige van deze facebookgroep vind ik de positieve toon die overal doorheen schemert. Alle leden lijken zo positief in het leven te staan, en tonen een ontembare vreugde in hun bestaan. Nadat ik me aanmeldde vannacht kreeg ik ook meteen respons van enkele groepsleden. Zo aardig! Na alle stress rond het klaarmaken van onze nieuwe accommodatie en daarna van de vreemde gebeurtenissen en toestanden snak ik naar wat positiviteit. Ik denk dat ik mijn nieuwe vriendinnen ga uitnodigen voor een verblijf op ons terrein. Ik heb sowieso geen idee wat ik hier nu beoog met deze verslaglegging. Waar gaat dit over? En wat doen die takkenbosjes hier eigenlijk op mijn bureau…