Als de honden wat bedaren en mijn kleindochter opzij is kan ik eindelijk open doen voor de wandelaars. ‘Wij zijn er,’ jubelt mevrouw op weg naar binnen, terwijl meneer blijft staan.
‘Wat goed!’ val ik in blijde opluchting. ‘Ik pak mijn schoenen en breng jullie naar je huisje,’ vervolg ik en doe de deur dicht. Pieterpadders dus, denk ik en haast me – kleine op de arm – terug.
‘We zijn drijfnat geregend,’ mevrouw weer.
‘Oh wat erg!’ Leef ik gloedvol mee.
Dan heeft meneer het door. ‘Ach, dan gaan we toch zeker lekker wijnen wijnen wijnen,’ lacht hij.