Slappe lach
Haar ogen voelen scheel aan, maar ze ziet alleen een waas. Telkens opnieuw schiet ze in een gierende uithaal, tot de krampen haar dwingen het rustiger aan te doen. Trillend houdt ze de telefoon aan haar oor.
‘Ben je er nog?’
‘Wat doe je toch?’
‘Wil je nog één keer zeggen wat je net zei, alsjeblieft?’
Dan klinkt Jaap opnieuw: ’Als je die jas wil kopen, moet je even wat geld pakken van de stapels in de kast.’
Gillend, proestend, hikkend, hijgend valt ze van de bank. Tot ze van honger en uitputting in slaap valt. Gewoon op de grond.