Het prinsesje huppelde over het bospad. De vogeltjes oefenden leuke liedjes en de eekhoorntjes hupten van tak naar tak. Plotseling werd het heel stil in het bos. Er was geen vogeltje of eekhoorntje meer te zien. Eén konijntje schoot voor de kleine prinses langs over het pad, om zich in de struiken te verstoppen. Geen wonder, daar kwam de grote brullende tijger aan! Hij gromde en bromde en liep rechtop met zijn klauwen graaiend voor zich uit. ‘Nou, ik vind er niks meer aan,’ riep de prinses en rukte haar prinsessenjurk uit. ‘Waarom moet jij altijd de tijger zijn!’