Eddie

Al een uur sjokken ze nu achter elkaar aan. Afwisselend over modderige bosgrond en door bermen met zeiknat hoog gras, brandnetels, distels. Hij kijkt hoe ze daar loopt, een paar meter voor hem uit, met het blauwe regenjack dat aan haar gebogen rug vastgeplakt lijkt te zitten. Haar nieuwe wandelschoenen maken afdrukken in de modder. De stand van haar voeten is iets naar buiten gericht, ziet hij en kijkt dan naar zijn eigen voeten in de oude sneakers die monotoon voortbewegen. Ze maken een soppend geluid en hebben ongeveer dezelfde stand. Hoewel misschien ietsje minder naar buiten gericht. De kou is onder zijn huid gekropen. IJsvingers klemmen zich rond zijn nek- en rugwervels. Zijn handen die naast hem ritmisch en doelloos heen en weer zwieren zijn rood en gevoelloos. Wat een kut-idee was dit. Hij schudt natte haarslierten naar achteren en wil iets zeggen. Hij wil haar vragen hoe het nu verder moet en wat het plan is. Voor vandaag, en voor de rest van zijn leven. Wat is haar plan? Zij weet het toch altijd zo goed? Zij had toch ook dit lumineuze idee geopperd? Het was toch eigenlijk allemaal gewoon haar schuld?
‘Mam?’ Ietsje rechter wordt haar rug op zijn vraag. Maar er komt geen antwoord. Ze staat niet stil en draait zich niet om. Hij had dit ook niet verwacht.

Ietsje verderop, wanneer ze weer vanuit het bos op een verharde weg uitkomen, groet ze vriendelijk een tegemoetkomend stel wandelaars. Het is een echtpaar met identieke groene regenjassen, schoenen en rugzakjes. Beide hebben kortgeknipt grijs haar en kijken hem met hun helblauwe ogen boven felrode konen enthousiast aan. Snel kijkt hij weer naar zijn voeten. Hij gaat hier even niet lopen communiceren met een stel bejaarden. Hij wilde dat hij nooit had toegestemd in dit plan en kan zich niet voorstellen dat het idee van zijn moeder hem een geweldig avontuur had geleken. Het was niet eens een idee, het was een ultimatum, aan hem gesteld. Oké, je mag een jaar je studie onderbreken, je hebt het geluk dat je oud genoeg bent om niet meer onder de leerplicht te vallen, had ze gezegd. Bij het uitspreken van het woord leerplicht had ze een vies gezicht getrokken, zoals ze dit elke keer had gedaan in de afgelopen jaren, op momenten dat er weer brieven lagen en oproepen om zich te komen verantwoorden over ongeoorloofd schoolverzuim. Einde leerplicht. Haar gezicht moest vreugde uitstralen, zou je denken. Maar dat maakt niet uit. Belangrijk vond hij dat hij zijn jaar vrijaf voor elkaar leek te krijgen. Weg van die rot-onderneming die MBO heet en waar alles en iedereen maar aan één ding lijkt te denken. Of nee, ze denken daar met hun allen overal aan. Behalve aan hem. Denk maar niet dat iemand hem zal gaan missen, op die school. Geen leraar, geen leerling zal zich afvragen waarom hij niet terugkomt na de zomervakantie. Natuurlijk zat er een ‘maar’ aan zijn jaar verlof. Het gekke is dat hij de voorwaarde die zijn moeder stelde niet eens zo’n slecht plan vond, bij aanvang. Jij mag het jaar vrijaf nemen, als we eerst samen het Pieterpad lopen, zei ze. Het Pieterpad? Hij had eerst niet eens geweten wat ze bedoelde. Maar toen hij er wat over had opgezocht had hij gedacht dat het niet zo’n slechte deal was. Samen met mama van Pieterburen in Groningen naar de Pietersberg in Maastricht lopen en onderweg in allerlei kleine hotels en bed en breakfasts overnachten. Vier weken hadden ze ervoor uit getrokken. Maar vijfhonderd kilometer sjokken en soppen, was niet precies wat hij ervan had verwacht. En dan had je daar de dingen die je konden overkomen op zo’n tocht. Dat geloof je toch zelf niet. Dat verzin je niet! Maar ze gebeuren blijkbaar en wat moet je dan nog. Een koortsige rilling kruipt onder zijn shirt omhoog en een intense hitte zoekt zich een weg door alle delen van zijn lichaam. Hij voelt zijn ogen prikken en veegt moeizaam een druppel onder zijn neus weg met de mouw van het versleten en te kleine jack dat hij draagt. Neem zoveel mogelijk oude rommel mee, had zijn moeder hem aangeraden. Dan kunnen we onderweg het een en ander weggooien, in plaats van uitwassen en meesjouwen terug naar huis.

Dit is hun vijfde dag. Het begon te regenen toen ze op de trein stapten naar Groningen, en het regent nog steeds. En misschien is dat maar goed. Zo kunnen ze, het hoofd gebogen, stilletjes achter elkaar aan lopen. Zonder veel te zeggen. Hij is opeens blij dat ze zich niet omdraaide zojuist. Hoe lang zou ze kwaad blijven? Zwijgend hadden ze vanmorgen hun tassen ingepakt. Elize had zich niet laten zien bij het ontbijt. Alles was netjes voor hen klaargezet in de zonnig ingerichte serre met de geel geruite gordijnen langs de grote ramen met uitzicht op de druilerige tuin. Het leek wel herfst.

‘Au! Jezes!’ Hij botst op zijn moeder en de punt van iets dat zij in haar rugzak meezeult komt hardhandig in aanraking met zijn adamsappel omdat zij opeens stil was blijven staan. De tranen schieten weer in zijn ogen.
‘Let een beetje op je woorden,’ zegt ze ‘En let een beetje op waar je loopt. Voor het zelfde geld zwik je door je enkels en moeten we deze hele onderneming alsnog onderbreken,’ gaat ze door. Haar ogen staan op oorlog maar ze kijkt hem niet recht aan. Hij haalt zijn schouders op en wil doorlopen. Maar ze wijst naar de overkant van de weg. ‘Daar nemen we een bak koffie,’ zegt ze. In plaats van: zullen we lekker even pauzeren? Even wat drinken? Zoals ze de voorgaande dagen steeds had voorgesteld. Hij haalt nogmaals zijn schouders op en volgt haar, het kleine restaurant in. Hij is zich terdege bewust van zijn te kleine jack en de natte sprieten die over zijn voorhoofd in zijn ogen vallen, omdat ze te lang zijn om dat niet te doen en te kort om in het staartje achter op zijn hoofd te blijven zitten. De serveerster is van zijn leeftijd. En ziet hem zoals al haar andere leeftijdsgenoten niet staan. Ze laten zich naar een tafeltje bij het beslagen raam leiden. ‘Wil je er iets bij?’ vraagt zijn moeder hem als het meisje met de donkere krullen bij hun tafeltje de bestelling op komt nemen.
‘Nee, ik heb net gegeten,’ zegt hij bijna automatisch omdat zijn moeder hem altijd allerlei eten op lijkt te willen dringen. Maar onmiddellijk heeft hij daar spijt van, want wat moet dat meisje nu weer denken, van een jongen die blijkbaar zo in de verdediging moet klimmen tegen zijn moeder over het wel of niet eten van iets bij de koffie. ‘Doe maar een lekker Jagermeistertje,’ zegt hij daarom snel. Natuurlijk maakt dit niet de gewenste indruk. In plaats daarvan kijkt het meisje met het strakke witte shirt en het blauwe rokje zijn moeder aan, met ogen die lijken te vragen: mag hij dat, mevrouw?
‘Twee koffie,’ zegt zijn moeder uitdrukkingloos en begint zonder het kind nog aan te kijken in haar tas te rommelen. Waarschijnlijk op zoek naar haar sigaretten. Een gekke gewoonte omdat ze al enkele jaren niet meer rookt. Ze hebben daar samen vaak om gelachen. Op dit moment vindt hij het echter niet grappig. Niets is meer grappig of leuk.
‘Ik wacht buiten wel, ik hoef niks meer,’ zegt hij en staat vlug op, rukt zijn tas van de stoel naast hem en beent naar de deur. In een grote spiegel boven de bar ziet hij dat zijn moeder blijft zitten. God zij dank.

Hij slentert wat rond het gebouw, dat aan alle zijden een ruime overkapping heeft, zodat hij toch even droog kan blijven. Wat stom dat hij niet eerst even naar het toilet is gegaan. Hij kan niet terug naar binnen, na zijn idiote aftocht van zojuist. Maar hij moet! En zoals altijd, op het moment dat je tot die conclusie komt moet je nog veel erger. Hij loopt richting de struiken rond de kleine bijna verlaten parkeerplaats en kiest een plek waar hij vanaf de weg niet te zien is. Nu alleen hopen dat er niet iemand uit de keukendeur van het restaurant komt om een sigaretje te roken, of zoiets. Hij hoort gekletter van vaat en pannen door een openstaand bovenraam komen, naast die verveloze deur op een kier die wel van de keuken moet zijn. Het duurt een eeuw voor zijn straal haperend op gang komt. Zou dat er iets mee te maken hebben? Het dringt tot hem door met een schok. Hij zal toch niets opgelopen hebben? Hoe stom kan je zijn. Hoe stom is hij eigenlijk echt? Dat Elize een volwassen vrouw is, met een bed en breakfast aan het Pieterpad en met een man die in een verpleegtehuis woont, dat maakt haar natuurlijk niet anders dan andere vrouwen of meisjes. Dat maakt niet dat zij immuun is voor geslachtsziektes of zwangerschappen of AIDS. Wat een idioot is hij, dat hij daar nu pas aan denkt. Nu het te laat is. Wat een idioot is hij, om zich zo door de omstandigheden te laten leiden. Wat een idioot is hij! Natuurlijk loopt hij niet met een pakje condooms op dit kutpad achter zijn moeder aan. Maar hij had na moeten denken.

Samen hadden zijn moeder en hijzelf een kamer met twee eenpersoons bedden toegewezen gekregen van Elize. Ze waren al vroeg gearriveerd en hadden eerst een tijd in de serre zitten praten met elkaar. ‘Kom er toch gezellig bij zitten,’ had zijn moeder tegen Elize gezegd, die zich elke keer als ze hen iets had gebracht of een lampje aan had gestoken discreet had terug getrokken. En nadat ze uiteindelijk met een glaasje wijn bij hen aan de grote tafel was komen zitten, had ze verteld over haar leven. Over haar man die een vreselijke spierziekte had en niet meer thuis kon wonen. Natuurlijk had zijn moeder verteld over papa, die nu alweer drie jaar dood is. Natuurlijk. Hij snapt dat heus wel, maar hij had zich er niet gemakkelijk bij gevoeld. Bij die twee vrouwen die over hun mannen zaten te praten. Elize had hem telkens aangekeken en op een bepaalde vriendelijke manier toegelachen. Lief. Ze had van de overkant van de tafel, naast zijn moeder heel lief naar hem gekeken en hij had er in eerste instantie helemaal niets achter gezocht. Even, toen ze voorover had geleund, met haar armen op de tafel voor zich, had hij gedacht dat vrouwen van die leeftijd toch meestal niet van zulke blouses droegen, of in ieder geval niet op die manier gingen zitten dat iemand die daar tegenover zat bijna heel haar borsten zou kunnen zien. Telkens had hij zijn blik er vanaf getrokken om in de serre rond te kijken, naar iets dat hem zou kunnen afleiden, maar telkens merkte hij dat hij er toch weer naar keek. Naar de roze fluwelen rand van haar blouse, die strak tegen haar borsten aanlag en toen voelde hij haar voet tegen zijn sok onder de tafel. Toch? Haar gezichtsuitdrukking veranderde niet en ze riep geen sorry. Ze bleef gewoon voor zich uit kijken en doorpraten, terwijl haar voet over zijn onderbeen aaide. In zijn broekspijp, boven zijn sok. De sok die hij eigenlijk had moeten verwisselen omdat na een dag in zijn gympies een sok niet zo fris meer ruikt. Maar hij was al uren van plan om onder de douche te stappen, dus de sok zat nog om zijn voet en verspreide de hem zo bekende geur onder de tafel. En toch. Heel de situatie kwam hem zo ongeloofwaardig en vreemd voor, dat hij zich niet had bewogen. Het gesprek tussen Elize en zijn moeder ging op dat moment over een tv-serie, als hij het zich goed herinnert. Elize en zijn moeder waren het roerend eens. Over van alles. Zelfs over hem. ‘Hij is toch zo’n schatje, mijn Eddie,’ had zijn moeder op een bepaald moment geroepen. En Elize had geknikt. En gezegd dat ze dat zo wel kon zien.

Op het moment dat de voet van Elize zich tussen zijn dijen probeerde te nestelen was hij opgestaan. Met zo’n rood hoofd dat zijn moeder hem vroeg of hij zich wel goed voelde. Hij had gezegd dat hij echt moe was, en dat hij na de douche meteen naar bed zou gaan om de volgende dag weer fit te zijn. Hij had ook gezegd dat ze vooral lekker moesten blijven praten omdat het nog vroeg was en hij toch meteen wilde gaan slapen.

Meteen na een korte hete douche en het uitwassen en te drogen hangen van zijn sokken en boxershort was hij zijn bed in gedoken. Even had hij nog liggen kijken naar het sleutelgat in de kamerdeur, waar geen sleutel in stak. Maar, al had die kamersleutel er wel geweest, dan had hij die toch niet kunnen gebruiken om de kamer af te sluiten, had hij bedacht. Want, zijn moeder moest er ook nog in kunnen komen, wanneer ze besloot dat het haar bedtijd was. Zijn moeder was gewend om laat naar bed te gaan. Meestal las ze op haar e-reader nog een half boek of meer, voor ze ging slapen. Thuis deed ze dat in haar bed, maar de voorgaande avonden had ze dat – wanneer ze samen een kamer deelden – telkens in een andere kamer in het huis of het hotel gedaan. Om hem er niet mee te storen.

Hij was al in slaap toen zachtjes de deur open ging en weer dicht. Hij werd wakker van het dekbed dat terug geslagen werd, toen ze tegen hem aan kwam liggen. ‘Mama?’ had hij uit weten te brengen.
‘Je moeder zit te lezen, in de serre,’ fluisterde Elize. Haar warme adem kietelde in zijn oor. Haar haar geurde naar de bronskleurige fles waar hij in de badkamer aan had geroken, omdat die er zo bijzonder uit had gezien. Met de glanzende dop die een belofte in leek te houden. Hij voelt haar handen op zijn lichaam, terwijl hij denkt aan de dop van de fles in de badkamer en zich weg laat drijven op de zware zoete geur van haar haar. Zijn handen voelen haar borsten, die nu vrij onder haar dunne nachthemd bewegen. Haar heupen dringen zich aan hem op. Het gaat vanzelf en heel snel. Als plotseling het licht aan springt en zijn moeder de kamer binnenkomt staat Elize langzaam maar doelbewust op en loopt rustig de kamer uit. Zijn moeder kijkt de kamer rond en trekt dan met een ruk het bureautje dat onder het raam staat naar zich toe en zet dat voor de kamerdeur. De uitdrukking op haar gezicht kan hij niet goed thuisbrengen. Dan doet ze het licht uit en hoort hij hoe ze haar spullen pakt om naar de douche te gaan. Later hoort hij hoe ze in bed stapt. Al die tijd heeft hij zich niet bewogen.

‘Kom je? We moeten door,’ Zijn moeder staat op de hoek onder de overkapping bij het restaurant. Hij ritst zijn gulp dicht. Door de kier van de keukendeur ziet hij het meisje met de donkere krullen teruglopen, het restaurant in. Als hij daarlangs loopt.

Geef een reactie