Je ziet hem niet, maar hij is er wel en hij is niet alleen. We hebben vleermuisjes, die in de schemeravond voor het raam van mijn kantoortje langs duikelen. Ik weet niet waar ze huizen, als ze niet over het terrein vliegen. Ik vermoed ook ergens onder de goten. Gebroederlijk tussen de mussen misschien. Het maakt me niet echt uit, ik ben blij met hun aanwezigheid. Geweldig toch, zo’n heel leger pluizige vampiertjes, klaar om rond ieders bange hoofd te cirkelen, te suizen en te duiken, te landen en verstrengelen in warrig haar van bangeriken en andere slechteriken.